Première op Film Fest Gent ↓
The Jacket
Mathijs Poppe, 2024

De eerste langspeelfilm van Mathijs Poppe gaat in première op Film Fest Gent! The Jacket is een portret van Jamal Hindawi, een Palestijnse man die leeft in het vluchtelingenkamp van Shatila in Beiroet, Libanon. Wanneer hij een reis onderneemt om een verloren theaterrekwisiet terug te vinden, ziet hij hoe de opeenvolgende politieke en economische crises een hele regio en haar bevolking hebben ontwricht.

TICKETSTICKETSBILLETS VERTONINGEN
Recently Added ↑Recent toegevoegd ↑Récemment ajouté ↑

Recent toegevoegd ↓

Film
Golden Eighties (Chantal Akerman, 1986)

In een winkelgalerij ontmoeten klanten en winkelmeisjes elkaar dagelijks. Allen bezingen ze de liefde en dansen op het ritme van het koor shampoomeisjes. Een muzikaal drama met complexe amoureuze verwikkelingen.

Film
Fertile Memory (Michel Khleifi, 1981)

In een lyrisch samengaan van documentaire en narratieve elementen, schetst Khleifi een liefdevol portret van twee Palestijnse vrouwen wier individuele strijd zowel een getuigenis als een transgressie is van het politieke regime dat hun huizen en levens vernietigt.

Film
Ma'loul Celebrates Its Destruction (Michel Khleifi, 1985)

Eén maal per jaar mogen de voormalige inwoners van Ma’loul terug keren naar hun door Israël bezette dorp. Tijdens de traditionele picknick documenteert Khleifi hoe de geschiedenis van deze plek in de herinneringen van de oude generaties en in de verbeelding van hun kinderen verder leeft.

Film
Vers la mer (Annik Leroy, 1999)

Leroys zwart-wit beelden reizen langs de oevers van de Donau en vertellen de geschiedenis van een uiteengevallen en verwoest Oost-Europa. Een film die schippert tussen een poëtische droom en een historisch reisverslag.

Film
Histoire de détective (Charles Dekeukeleire, 1929)

In dit op het eerste gezicht klassieke detectiveverhaal speelt geleidelijk aan het subjectieve cameraoog zelf de hoofdrol. Een speelse ode aan Dziga Vertov.

Film
Soy Libre (Laure Portier, 2021)

Soy Libre toont Arnaud's onstilbaar verlangen naar vrijheid tijdens een bijna tien jaar durende zoektocht die hem van Noord-Frankrijk over Spanje naar Peru brengt.

Film
I comme Iran (Sanaz Azari, 2014)

Regisseuse Sanaz Azari leert lezen en schrijven in haar moedertaal, het Perzisch. Gaandeweg veranderen de taallessen over de Iraanse cultuur in een poëtische collage die het begrip vrijheid en de betekenis van revolutie ter discussie stelt.

Collection
Paradox of Praxis

Deze collectie wordt gepresenteerd naar aanleiding van de tentoonstelling Francis Alÿs. The Nature of the Game in WIELS (7 september 2023 t.e.m. 7 januari 2024) en biedt een bescheiden greep uit het omvangrijke videowerk van de kunstenaar. 

Film
Les rendez-vous d'Anna (Chantal Akerman, 1978)

Anna, een Belgische filmmaker, reist door Noordwest-Europa om haar laatste film te promoten. De tijdelijke haltes en vluchtige ontmoetingen onderweg schetsen een portret van een jonge vrouw.

Film
Not Waving, But Drowning (Elias Grootaers, 2009)

Op weg naar het Verenigd Koninkrijk komen Indische vluchtelingen vast te zitten in hermetische non-zones vlakbij het toeristische deel van Zeebrugge, een Belgische badplaats. Samen met hen verliezen we langzaam elke notie van tijd en ruimte.

Film
Inside the Distance (Elias Grootaers, 2017)

Een poëtisch portret van Giorgi Shakhsuvarian, een Armeense bokscoach uit Tbilisi. Al enige tijd gevestigd en werkzaam in België, bereidt hij een jonge bokser voor om Europees kampioen te worden. De film verweeft het gevoel van afstand, een vlottende ervaring van tijd en ruimte en de choreografie van het boksen.

Film
Fase (Thierry De Mey, 2002)

Twintig jaar na de gelijknamige choreografie die dansgezelschap Rosas op de kaart zette, werd de voorstelling verfilmd. De dansfilm exploreert de relatie tussen dans, muziek en beeld en zorgt zo voor een unieke en meeslepende kijkervaring.

Film
Rosas danst Rosas (Thierry De Mey, 1997)

Een cinematografische interpretatie van de gelijknamige voorstelling uit 1983 van het dansgezelschap Rosas die op meeslepende en minutieuze wijze architectuur, muziek en beweging verweeft.

Versions
Broken View (Hannes Verhoustraete, 2023)

Een poëtische essayfilm over de koloniale blik en de toverlantaarn. Dit vroege type beeldprojector werd gebruikt in Belgische koloniale propaganda om de goede werken van de kerk, staat en industrie te etaleren.

Coming Soon ↑Binnenkort ↑Bientôt disponible ↑

Binnenkort ↓

Film
Floréal (Thierry De Mey, 1983)
Floréal
Thierry De Mey,
Film
Here (Bas Devos)
Here
Bas Devos,
Film
Je suis votre voisin (Karine de Villers & Thomas de Thier)
Je suis votre voisin
Karine de Villers, Thomas de Thier,
Film
Les cheveux coupés (Emmanuel Marre)
Les cheveux coupés
Emmanuel Marre,
Film
Les gens du quartier (Jean Harlez, 1955)
Les gens du quartier
Jean Harlez,
Film
Ours is a Country of Words (Mathijs Poppe)
Ours is a Country of Words
Mathijs Poppe,
ScreeningsSéancesVertoningen

ScreeningsSéancesVertoningen

Avila, present!
→ Meeuwen sterven in de haven
Seagulls Die in the Harbour (Rik Kuypers, Ivo Michiels, Roland Verhavert, 1955)

De pessimistische grootstadskreet tekent in sterk expressionistisch beelden de dooltocht van een getormenteerde man in de havenstad Antwerpen. Alleen bij een weeskind en twee gedesillusioneerde vrouwen kan hij rekenen op begrip.

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

De Cinema, Antwerpen
+ masterclass door Wouter Hessels om 19:00
Avila, present!
→ Meeuwen sterven in de haven
Seagulls Die in the Harbour (Rik Kuypers, Ivo Michiels, Roland Verhavert, 1955)

De pessimistische grootstadskreet tekent in sterk expressionistisch beelden de dooltocht van een getormenteerde man in de havenstad Antwerpen. Alleen bij een weeskind en twee gedesillusioneerde vrouwen kan hij rekenen op begrip.

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

De Cinema, Antwerpen
+ inleiding met Wouter Hessels
Avila, present!
→ Meeuwen sterven in de haven
Seagulls Die in the Harbour (Rik Kuypers, Ivo Michiels, Roland Verhavert, 1955)

De pessimistische grootstadskreet tekent in sterk expressionistisch beelden de dooltocht van een getormenteerde man in de havenstad Antwerpen. Alleen bij een weeskind en twee gedesillusioneerde vrouwen kan hij rekenen op begrip.

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Sphinx Cinema, Gent
Avila, present!
→ Meeuwen sterven in de haven
Seagulls Die in the Harbour (Rik Kuypers, Ivo Michiels, Roland Verhavert, 1955)

De pessimistische grootstadskreet tekent in sterk expressionistisch beelden de dooltocht van een getormenteerde man in de havenstad Antwerpen. Alleen bij een weeskind en twee gedesillusioneerde vrouwen kan hij rekenen op begrip.

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Sphinx Cinema, Gent
Avila, present!
→ Meeuwen sterven in de haven
Seagulls Die in the Harbour (Rik Kuypers, Ivo Michiels, Roland Verhavert, 1955)

De pessimistische grootstadskreet tekent in sterk expressionistisch beelden de dooltocht van een getormenteerde man in de havenstad Antwerpen. Alleen bij een weeskind en twee gedesillusioneerde vrouwen kan hij rekenen op begrip.

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Filmhuis Klappei, Antwerpen
→ Kouté vwa
Film Fest Gent, Gent
+ Q&A met cast en crew
→ Kouté vwa
Film Fest Gent, Gent
+ Q&A met cast and crew
→ Kouté vwa
Film Fest Gent, Gent
→ The Jacket
The Jacket (Mathijs Poppe, 2024)

Jamal Hindawi, Palestijn, woont met zijn familie in het vluchtelingenkamp van Shatila in Beiroet, waar hij politiek theater maakt. Wanneer hij een reis onderneemt om een verloren theaterrekwisiet terug te vinden, ziet hij hoe de opeenvolgende politieke en economische crises een hele regio en haar bevolking hebben ontwricht.

Film Fest Gent, Gent
+ Q&A met cast en crew
→ The Jacket
The Jacket (Mathijs Poppe, 2024)

Jamal Hindawi, Palestijn, woont met zijn familie in het vluchtelingenkamp van Shatila in Beiroet, waar hij politiek theater maakt. Wanneer hij een reis onderneemt om een verloren theaterrekwisiet terug te vinden, ziet hij hoe de opeenvolgende politieke en economische crises een hele regio en haar bevolking hebben ontwricht.

Film Fest Gent, Gent
+ Q&A met cast en crew
→ Rosas danst Rosas
CaixaForum, Valencia
+ inleiding met Clàudia Brufau
Avila, present!
→ Soy Libre
Soy Libre (Laure Portier, 2021)

Soy Libre toont Arnaud's onstilbaar verlangen naar vrijheid tijdens een bijna tien jaar durende zoektocht die hem van Noord-Frankrijk over Spanje naar Peru brengt.

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

+ Q&A met Laure Portier
Avila, present!
→ Soy Libre
Soy Libre (Laure Portier, 2021)

Soy Libre toont Arnaud's onstilbaar verlangen naar vrijheid tijdens een bijna tien jaar durende zoektocht die hem van Noord-Frankrijk over Spanje naar Peru brengt.

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

De Roma, Antwerpen
Avila, present!
→ Soy Libre
Soy Libre (Laure Portier, 2021)

Soy Libre toont Arnaud's onstilbaar verlangen naar vrijheid tijdens een bijna tien jaar durende zoektocht die hem van Noord-Frankrijk over Spanje naar Peru brengt.

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

L'Échappée, Brussel
+ Q&A met Laure Portier
Avila, present!
→ Soy Libre
Soy Libre (Laure Portier, 2021)

Soy Libre toont Arnaud's onstilbaar verlangen naar vrijheid tijdens een bijna tien jaar durende zoektocht die hem van Noord-Frankrijk over Spanje naar Peru brengt.

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

NW Aalst, Aalst
Avila, present!
→ Soy Libre
Soy Libre (Laure Portier, 2021)

Soy Libre toont Arnaud's onstilbaar verlangen naar vrijheid tijdens een bijna tien jaar durende zoektocht die hem van Noord-Frankrijk over Spanje naar Peru brengt.

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

Pianofabriek, Brussel
→ Branden
KUKI Young Short Film Festival, Berlijn
→ Branden
Word of Mouth | Viernulvier, Gent
+ Lisette Ma Neza
→ Branden
KUKI Young Short Film Festival, Berlijn
→ Branden
→ Branden
Proximamente Festival - KVS, Brussel
→ Apple Cider Vinegar
Sphinx Cinema, Gent
+ Sofie Benoot & Leesgroep Ecokritiek Universiteit Gent
→ Apple Cider Vinegar
Docfest - Lumière, Brugge
+ Q&A met Sofie Benoot
→ Apple Cider Vinegar
CC Jacques Franck, Sint-Gillis
+ Q&A met Sofie Benoot
→ Pink Ulysses
University Theatre | UvA FilmClub , Amsterdam
+ kostuumontwerpster José Theunissen
→ Kosmos
Cercle du Laveu, Liège
+ Q&A met Ruben Desiere
→ Globes
Cinema LUX - Altérités, Caen
+ inleiding met Anna Dupleix-Marchal