Avila, present!

       Ieder seizoen.        

       Een eigenzinnige Belgische film.

Op het grote scherm in je buurt.          

Lente
Golden Eighties (Chantal Akerman, 1986)

In een winkelgalerij ontmoeten klanten en winkelmeisjes elkaar dagelijks. Allen bezingen ze de liefde en dansen op het ritme van het koor shampoomeisjes. Een muzikaal drama met complexe amoureuze verwikkelingen.

Een shoppingcentrum van verlangens

Perspectief op Golden Eighties

Introductietekst door Nina de Vroome


Het is 1986, in een winkelcentrum in Brussel komen we een schare van kleurrijke personages tegen. Er zijn kledingwinkels en een kapperszaak in het steriele blauwige licht met glazen puien. De hakjes van de kapsters klik-klakken vrolijk over de witte tegels wanneer een romantische twist de gemoederen weer doet oplopen. “Iemand is vreemdgegaan!” Potentiële klanten met natte schouders trippelen de trap af en verkennen de etalages. De shampoomeisjes zingen; “Het regent! Wat houd ik toch van de regen!”, maar de regen zelf krijgen we nooit te zien. Het winkelcentrum bevindt zich onder de grond. Er komt geen daglicht naar binnen en de personages lijken genoeg te hebben aan elkaar. De talloze amoureuze betrekkingen blijven besloten in dit shoppinguniversum. 

Golden Eighties, een energieke musical, is de meest kleurrijke film van Chantal Akerman, die ze maakte op 36-jarige leeftijd. Akerman werd geboren in Brussel, in een Joods-Pools gezin. Haar moeder was een overlevende van de Holocaust, wier ouders allebei in Auschwitz zijn vermoord. Deze familiegeschiedenis speelde een grote rol in het leven en werk van Akerman. Haar relatie met haar moeder werd in verschillende films in beeld gebracht, zoals in News from Home (1976), die Akerman maakte toen ze in New York woonde, en No Home Movie (2015). In 1973 keerde ze terug naar België, waar ze onder andere Je, tu, il, elle (1976) maakte, waarmee ze bekendheid verwierf. Uiteindelijk verhuisde ze naar Parijs. Ze maakte vele langspeelfilms, korte films en documentaires die generaties filmmakers hebben geïnspireerd. Haar film Jeanne Dielman, 23 quai du commerce, 1080 Bruxelles (1975) werd recent door het magazine Sight&Sound van het British Film Institute uitgeroepen tot beste film aller tijden. 

In een gesprek met de Belgische theatermaker Jan Decorte vertelt Akerman hoe Golden Eighties heel vanzelfsprekend is geëvolueerd tot een musical. “Je hoeft maar te filmen hoe de meisjes tegelijkertijd aankomen en hun winkelpui omhoogschuiven en je hebt al een choreografie.” De meisjes worden door de glazen vitrine van de winkels bekeken, en zij bekijken op hun beurt constant wat er buiten gebeurt. Iedereen is aan het “window-shoppen”: het winkelcentrum is bij uitstek een plek waar verlangens worden gekweekt. De etalage van de kledingwinkel wekt de wens op naar een nieuwe “look” om zich verleidelijk te tonen aan degene die men begeert. 

Golden Eighties toont een continue wervelwind van verlangens die nooit worden bevredigd. Akerman zei hierover: "Liefde is als een rok. Als de ene je niet past, dan zoek je een ander.” Liefde wordt inwisselbaar in de moderne consumentenmaatschappij. In de jaren ’80 lijkt de samenleving zich los te maken van langdurige betrekkingen en van het verleden. Maar de geschiedenis heeft wel degelijk plaatsgevonden. Het personage Jeanne Schwartz, gespeeld door Delphine Seyrig, is een Poolse overlevende van een concentratiekamp. Nu runt ze een kledingwinkel samen met haar suffige man en haar charmante zoon. Zo draait het leven verder in deze wereld van glas en geparfumeerde shampoo. 

De melodieën van Golden Eighties vergeet je niet snel. Akerman schreef de liedjes zelf, samen met componist Marc Hérouet, onder andere uitgevoerd door celliste Sonia Wieder-Atherton. In haar vroege jaren gebruikte Akerman nooit muziek in haar films, totdat zij in 1984 Wieder-Atherton ontmoette en geraakt werd door de ritmes, motieven en de energie die zij bracht met haar muziek. Sindsdien werkten ze samen en werden elkaars grote geliefde. Sonia Wieder-Atherton zei; “Ik ben haar soundtrack geworden, zij de beelden bij mijn muziek.” De beelden en de muziek vallen helemaal samen in Golden Eighties, een musical die blijft resoneren in het oeuvre van Akerman, waarin humor, het lichaam in beweging en muzikaliteit steeds aanwezig blijven.

 

Nina de Vroome

Filmmaker, schrijver en redacteur van het Belgisch filmtijdschrift Sabzian

Een shoppingcentrum van verlangens

Perspectief op Golden Eighties

Introductietekst door Nina de Vroome


Het is 1986, in een winkelcentrum in Brussel komen we een schare van kleurrijke personages tegen. Er zijn kledingwinkels en een kapperszaak in het steriele blauwige licht met glazen puien. De hakjes van de kapsters klik-klakken vrolijk over de witte tegels wanneer een romantische twist de gemoederen weer doet oplopen. “Iemand is vreemdgegaan!” Potentiële klanten met natte schouders trippelen de trap af en verkennen de etalages. De shampoomeisjes zingen; “Het regent! Wat houd ik toch van de regen!”, maar de regen zelf krijgen we nooit te zien. Het winkelcentrum bevindt zich onder de grond. Er komt geen daglicht naar binnen en de personages lijken genoeg te hebben aan elkaar. De talloze amoureuze betrekkingen blijven besloten in dit shoppinguniversum. 

Golden Eighties, een energieke musical, is de meest kleurrijke film van Chantal Akerman, die ze maakte op 36-jarige leeftijd. Akerman werd geboren in Brussel, in een Joods-Pools gezin. Haar moeder was een overlevende van de Holocaust, wier ouders allebei in Auschwitz zijn vermoord. Deze familiegeschiedenis speelde een grote rol in het leven en werk van Akerman. Haar relatie met haar moeder werd in verschillende films in beeld gebracht, zoals in News from Home (1976), die Akerman maakte toen ze in New York woonde, en No Home Movie (2015). In 1973 keerde ze terug naar België, waar ze onder andere Je, tu, il, elle (1976) maakte, waarmee ze bekendheid verwierf. Uiteindelijk verhuisde ze naar Parijs. Ze maakte vele langspeelfilms, korte films en documentaires die generaties filmmakers hebben geïnspireerd. Haar film Jeanne Dielman, 23 quai du commerce, 1080 Bruxelles (1975) werd recent door het magazine Sight&Sound van het British Film Institute uitgeroepen tot beste film aller tijden. 

In een gesprek met de Belgische theatermaker Jan Decorte vertelt Akerman hoe Golden Eighties heel vanzelfsprekend is geëvolueerd tot een musical. “Je hoeft maar te filmen hoe de meisjes tegelijkertijd aankomen en hun winkelpui omhoogschuiven en je hebt al een choreografie.” De meisjes worden door de glazen vitrine van de winkels bekeken, en zij bekijken op hun beurt constant wat er buiten gebeurt. Iedereen is aan het “window-shoppen”: het winkelcentrum is bij uitstek een plek waar verlangens worden gekweekt. De etalage van de kledingwinkel wekt de wens op naar een nieuwe “look” om zich verleidelijk te tonen aan degene die men begeert. 

Golden Eighties toont een continue wervelwind van verlangens die nooit worden bevredigd. Akerman zei hierover: "Liefde is als een rok. Als de ene je niet past, dan zoek je een ander.” Liefde wordt inwisselbaar in de moderne consumentenmaatschappij. In de jaren ’80 lijkt de samenleving zich los te maken van langdurige betrekkingen en van het verleden. Maar de geschiedenis heeft wel degelijk plaatsgevonden. Het personage Jeanne Schwartz, gespeeld door Delphine Seyrig, is een Poolse overlevende van een concentratiekamp. Nu runt ze een kledingwinkel samen met haar suffige man en haar charmante zoon. Zo draait het leven verder in deze wereld van glas en geparfumeerde shampoo. 

De melodieën van Golden Eighties vergeet je niet snel. Akerman schreef de liedjes zelf, samen met componist Marc Hérouet, onder andere uitgevoerd door celliste Sonia Wieder-Atherton. In haar vroege jaren gebruikte Akerman nooit muziek in haar films, totdat zij in 1984 Wieder-Atherton ontmoette en geraakt werd door de ritmes, motieven en de energie die zij bracht met haar muziek. Sindsdien werkten ze samen en werden elkaars grote geliefde. Sonia Wieder-Atherton zei; “Ik ben haar soundtrack geworden, zij de beelden bij mijn muziek.” De beelden en de muziek vallen helemaal samen in Golden Eighties, een musical die blijft resoneren in het oeuvre van Akerman, waarin humor, het lichaam in beweging en muzikaliteit steeds aanwezig blijven.

 

Nina de Vroome

Filmmaker, schrijver en redacteur van het Belgisch filmtijdschrift Sabzian

In samenwerking met: Fondation Chantal Akerman, Film Fest Gent On Tour en Cinea. 'Golden Eighties' werd gerestaureerd in 2024 door CINEMATEK en L’Immagine Ritrovata.
Zomer
Rain (Olivia Rochette & Gerard-Jan Claes, 2012)

Een documentaire over de transmissie van Anne Teresa De Keersmaekers hedendaagse choreografie aan de klassiek geschoolde balletdansers van het wereldvermaarde Ballet de l’Opéra national de Paris.

Perspectief op Rain

Charlotte Garson, filmcriticus en adjunct-hoofdredacteur van Cahiers du Cinéma, schrijft:

“Op vraag van de Opéra de Paris stemde Anne Teresa De Keersmaeker ermee in om haar choreografie Rain (2001) opnieuw op te voeren, een werk waarvan de hedendaagse bewegingstaal misschien vreemd lijkt voor het illustere Franse gezelschap. De filmmakers zijn vertrouwd met het werk van de choreografe, die hen al eerder opnames van haar voorstellingen liet maken, en delen haar liefde voor strengheid en sensualiteit. In dit geval documentaire soberheid en discrete romantische uitstapjes, zoals wanneer, zonder rekening te houden met chronologie en de regels van het Opéra-gezelschap (filmen is toegestaan, maar niet één persoon), de camera blijft hangen op de gracieuze schoonheid van een van de ballerina’s. De montage wisselt af tussen verschillende soorten beelden: videobeelden van de eerste creatie van Rain, die de groep soms raadpleegt, beelden van de bewakingscamera’s van de Opera, telefoongesprekken van de choreograaf... De film wordt als het ware een gordijn, vergelijkbaar met de minimale, golvende franje van de set van Rain in Parijs. Deze fragmentarische vorm suggereert dat er, naast het technische werk van het leren van de danspassen, een meer mysterieuze toe-eigening plaatsvindt. Een overdracht die misschien alleen zichtbaar is in het levende heden van de voorstelling.”

Filmmakers Olivia Rochette en Gerard-Jan Claes over hun film:

“In 2009 vroeg Anne Teresa De Keersmaeker ons haar choreografie The Song te filmen. Het was de start van een lange samenwerking: tot nu toe hebben we tientallen voorstellingen, video’s, interviews en trailers gefilmd en ook twee documentaires gemaakt over haar werkproces, altijd in nauwe samenwerking met Rosas, het dansgezelschap van Anne Teresa. We kregen al snel een sterke affiniteit met haar werk. Haar voorstellingen balanceren tussen een abstracte, mentale wereld en een concrete, lichamelijke. Haar dansers worden individuen die alterneren tussen insluiting, orde en symmetrie aan de ene kant, en explosiviteit en een gebrek aan controle aan de andere kant. Hierdoor ontstaat een complexe maar rijke esthetiek. De Keersmaeker slaagt er in om binnen een strikt omlijnd kader intuïtief te werken.

Dit is ook een belangrijk aspect in onze documentaire strategie. We houden er van om binnen een vooropgesteld kader gevoelsmatig te filmen. Elke film heeft een vertrekpunt en ontwikkelt zich verder door ontmoetingen; een ontmoeting met een persoon, ruimte, muziekstuk, kleur, textuur,... Het is een spontane en relationele manier van werken, zonder dat willekeur de overhand neemt. Documentaire is voor ons meer dan een veredelde drager van informatie. Het is het samengaan van een speelse onbevangenheid met een doorwerkte structuur waardoor een uitgepuurde poëzie kan ontstaan. 

Toen Anne Teresa ermee instemde om één van haar stukken op te voeren door het operagezelschap, vroeg ze ons om een documentaire te maken over het werkproces. Binnenstappen in de opera van Parijs opende een wondere wereld: een instituut met een strenge hiërarchie, een lange geschiedenis, met sterdansers en strikte regels. Een enorme machinerie gaat schuil achter de imposante façade. Onze documentaire Rain focust op de wijze waarop Anne Teresa De Keersmaeker samen met Rosas haar danstaal overbrengt aan de klassiek geschoolde balletdansers, op de ontmoeting tussen deze twee werelden.

Toch is Rain meer dan een loutere registratie van de werkmethode van Anne Teresa. De documentaire is gecomponeerd uit een aantal visuele en auditieve ruimtes, en personages: de repetitiestudio, de opera, de muziek die doorheen het gebouw klinkt, een Rosasdanser, bewakingscamerabeelden, een jonge ballerina, televisiebeelden, een zanger... Aan de hand van telefoongesprekken voelen we de betrokkenheid van Anne Teresa. Omdat ze niet steeds fysiek aanwezig kon zijn, diende ze soms via telefoon het proces op te volgen. De gesprekken zijn narratieve ankerpunten in de aanloop naar de première. De film is opgebouwd als een ervaring, als een choreografie waarin we spelen met beweging, ruimtes, contrapunten en terugkerende elementen zowel in klank als beeld.”

Perspectief op Rain

Charlotte Garson, filmcriticus en adjunct-hoofdredacteur van Cahiers du Cinéma, schrijft:

“Op vraag van de Opéra de Paris stemde Anne Teresa De Keersmaeker ermee in om haar choreografie Rain (2001) opnieuw op te voeren, een werk waarvan de hedendaagse bewegingstaal misschien vreemd lijkt voor het illustere Franse gezelschap. De filmmakers zijn vertrouwd met het werk van de choreografe, die hen al eerder opnames van haar voorstellingen liet maken, en delen haar liefde voor strengheid en sensualiteit. In dit geval documentaire soberheid en discrete romantische uitstapjes, zoals wanneer, zonder rekening te houden met chronologie en de regels van het Opéra-gezelschap (filmen is toegestaan, maar niet één persoon), de camera blijft hangen op de gracieuze schoonheid van een van de ballerina’s. De montage wisselt af tussen verschillende soorten beelden: videobeelden van de eerste creatie van Rain, die de groep soms raadpleegt, beelden van de bewakingscamera’s van de Opera, telefoongesprekken van de choreograaf... De film wordt als het ware een gordijn, vergelijkbaar met de minimale, golvende franje van de set van Rain in Parijs. Deze fragmentarische vorm suggereert dat er, naast het technische werk van het leren van de danspassen, een meer mysterieuze toe-eigening plaatsvindt. Een overdracht die misschien alleen zichtbaar is in het levende heden van de voorstelling.”

Filmmakers Olivia Rochette en Gerard-Jan Claes over hun film:

“In 2009 vroeg Anne Teresa De Keersmaeker ons haar choreografie The Song te filmen. Het was de start van een lange samenwerking: tot nu toe hebben we tientallen voorstellingen, video’s, interviews en trailers gefilmd en ook twee documentaires gemaakt over haar werkproces, altijd in nauwe samenwerking met Rosas, het dansgezelschap van Anne Teresa. We kregen al snel een sterke affiniteit met haar werk. Haar voorstellingen balanceren tussen een abstracte, mentale wereld en een concrete, lichamelijke. Haar dansers worden individuen die alterneren tussen insluiting, orde en symmetrie aan de ene kant, en explosiviteit en een gebrek aan controle aan de andere kant. Hierdoor ontstaat een complexe maar rijke esthetiek. De Keersmaeker slaagt er in om binnen een strikt omlijnd kader intuïtief te werken.

Dit is ook een belangrijk aspect in onze documentaire strategie. We houden er van om binnen een vooropgesteld kader gevoelsmatig te filmen. Elke film heeft een vertrekpunt en ontwikkelt zich verder door ontmoetingen; een ontmoeting met een persoon, ruimte, muziekstuk, kleur, textuur,... Het is een spontane en relationele manier van werken, zonder dat willekeur de overhand neemt. Documentaire is voor ons meer dan een veredelde drager van informatie. Het is het samengaan van een speelse onbevangenheid met een doorwerkte structuur waardoor een uitgepuurde poëzie kan ontstaan. 

Toen Anne Teresa ermee instemde om één van haar stukken op te voeren door het operagezelschap, vroeg ze ons om een documentaire te maken over het werkproces. Binnenstappen in de opera van Parijs opende een wondere wereld: een instituut met een strenge hiërarchie, een lange geschiedenis, met sterdansers en strikte regels. Een enorme machinerie gaat schuil achter de imposante façade. Onze documentaire Rain focust op de wijze waarop Anne Teresa De Keersmaeker samen met Rosas haar danstaal overbrengt aan de klassiek geschoolde balletdansers, op de ontmoeting tussen deze twee werelden.

Toch is Rain meer dan een loutere registratie van de werkmethode van Anne Teresa. De documentaire is gecomponeerd uit een aantal visuele en auditieve ruimtes, en personages: de repetitiestudio, de opera, de muziek die doorheen het gebouw klinkt, een Rosasdanser, bewakingscamerabeelden, een jonge ballerina, televisiebeelden, een zanger... Aan de hand van telefoongesprekken voelen we de betrokkenheid van Anne Teresa. Omdat ze niet steeds fysiek aanwezig kon zijn, diende ze soms via telefoon het proces op te volgen. De gesprekken zijn narratieve ankerpunten in de aanloop naar de première. De film is opgebouwd als een ervaring, als een choreografie waarin we spelen met beweging, ruimtes, contrapunten en terugkerende elementen zowel in klank als beeld.”

In samenwerking met: Rosas
Herfst
Seagulls Die in the Harbour (Rik Kuypers, Ivo Michiels, Roland Verhavert, 1955)

De pessimistische grootstadskreet tekent in sterk expressionistisch beelden de dooltocht van een getormenteerde man in de havenstad Antwerpen. Alleen bij een weeskind en twee gedesillusioneerde vrouwen kan hij rekenen op begrip.

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Meeuwen sterven in de haven

Een Vlaams filmmeesterwerk

Introductietekst door Wouter Hessels
 

In het België en Vlaanderen van na de Tweede Wereldoorlog was er nauwelijks een eigen filmindustrie. De filmzalen in de Vlaamse steden werden overrompeld door Amerikaanse films. Vlamingen waren grote bioscoopgangers en hielden zielsveel van Hollywood. In 1952 stimuleerde een economische steunmaatregel de productie van Belgische films. Het zorgde tussen 1953 en 1955  voor de realisatie van een twaalftal speelfilms. Negen van die twaalf films waren Antwerpse komedies zoals Het Schipperskwartier (1953) van Edith Kiel en Jan Vanderheyden met de lokale bekendheden Co Flower en Charles Janssens. Deze clichématige kluchten, gespeeld in het Antwerps dialect, in geen tijd en met zeer bescheiden middelen gedraaid, bepaalden de Vlaamse filmproductie gedurende de  jaren vijftig. 

Filmjournalist en presentator van PremièreRoland Verhavert (1927-2014), schrijver en kunstcriticus Ivo Michiels (1923-2012) en experimenteel smallfilmer Rik Kuypers (1925-2019) wilden de inhoudelijke en vormelijke kwaliteit van de Vlaamse film opkrikken en werkten samen aan een film over een zonderlinge zwerver die op de vlucht is voor zijn eigen noodlottige verleden. Het trio had internationale films zoals Odd Man Out (1947), The Third Man (1949) en Jeux interdits (1952) in het achterhoofd. Zowel de Sovjet-Russische montageschool, het Franse poëtisch-realisme, het Italiaanse neorealisme als de Amerikaanse film noir waren voor Verhavert, Michiels en Kuypers de filmische referenties bij uitstek. Met de steun van de cinefiele hoofdredacteur van ’t Pallieterke Bruno de Winter en tal van Antwerpse zakenlui werd een kosmopolitische film gedraaid in het industriële, toeristische, architecturale en kunsthistorische hart van de sinjorenstad. De hoofdrol van de vervreemde antiheld werd belichaamd door de Vlaamse Marlon Brando, Julien Schoenaerts, dé jeune premier van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij krijgt in de film mooi tegenspel van Dora van der Groen, Tine Balder, Tone Brulin en de kindactrice Gigi. 

De charismatische Schoenaerts doolt als de verloren en getormenteerde ‘Prince’ in het atmosferisch krachtig gefotografeerde Antwerpen. Enerzijds existentialistisch, zwart-wit met diepe en lange schaduwen. Anderzijds helder, modernistisch met de architectuur van Renaat Braem op de achtergrond. De geslaagde visuele sfeer, de gelaagde beeldtextuur en het straffe acteerwerk worden extra kracht bijgezet door de verrukkelijke jazzscore van de Antwerpse muzikant Jack Sels. In die zin is Meeuwen sterven in de haven een heerlijke prelude op Ascenseur pour l’échafaud (1958) van Louis Malle of À bout de souffle (1960) van Jean-Luc Godard.  

Meeuwen sterven in de haven is een Vlaams meesterwerk, weliswaar met een aantal gebreken. De dialogen zijn soms stroef en de plotwendingen zijn niet altijd even geloofwaardig. De film  kreeg positieve kritiek van de Belgische filmpers en werd als eerste Vlaamse film ooit geselecteerd voor het filmfestival van Cannes in 1956.  De gerenommeerde Franse filmhistoricus en filmjournalist Georges Sadoul schreef genuanceerd lovend over de film. Dankzij diens communistische sympathieën kwam Meeuwen sterven in de haven in Sovjet-Rusland uit op ongeveer 1000 kopijen. Het Russische publiek kreeg zowaar een gedubde Schoenaerts te horen. 

Ivo Michiels, Roland Verhavert en Julien Schoenaerts vonden elkaar terug als respectievelijk schrijver, regisseur en acteur in Het afscheid (1966), een symbolistisch psychologisch drama waarin de existentiële angst, eenzaamheid en leegte van Meeuwen sterven in de haven verder worden uitgepuurd. Zowel Verhavert als Michiels werd benoemd als docent aan de in 1962 opgerichte film- en theaterschool RITCS. Rik Kuypers realiseerde nog enkele speelfilms (het experimentele De obool (1966), het onafgewerkte Adieu Filippi (1968) en de biopic Lieven Gevaert, eerste arbeider (1968)) vooraleer hij naar Peru verhuisde en daar overleed. Ivo Michiels werkte nog samen met André Delvaux aan diens Met Dieric Bouts (1975) – een van de mooiste Belgische kunstfilms ooit – en Een vrouw tussen hond en wolf (1979). Roland Verhavert regisseerde en produceerde in de jaren zeventig en tachtig vooral Vlaamse heimatfilms zoals De loteling (1974), Pallieter (1975) en Boerenpsalm (1989), die vormelijk veel minder inspirerend zijn dan Meeuwen sterven in de haven.

 

Wouter Hessels

Docent filmgeschiedenis RITCS
Docent filmanalyse INSAS
Filmcurator Kasteel van Gaasbeek

Winter
Soy Libre (Laure Portier, 2021)
,

Filmmaker Laure Portier volgt haar jongere broer Arnaud bijna tien jaar lang tijdens zijn zoektocht naar vrijheid en identiteit. Na een bewogen kindertijd moet Arnaud zijn onvermijdelijke lot onder ogen zien. Een ontroerend, intiem portret van een zoekende ziel, waarin de kracht van familiebanden en de bevrijdende werking van cinema verkend worden.

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

Soy libre

Introductietekst door Tillo Huygelen
 

Soy libre (2021) is Laure Portiers verslag van de meer dan tien jaar durende zoektocht van haar jongere broer Arnaud. Na een turbulente jeugd jaagt Arnaud een vrij leven na, een zoektocht die hem van Frankrijk naar Spanje en uiteindelijk tot in Zuid-Amerika brengt. Soy libre is Portiers tweede film, na Dans l’oeil du chien (2019), een korte documentaire over hun grootmoeder. Beide films staan in nauwe relatie tot elkaar, en overlappen zelfs licht – Arnaud verschijnt in haar debuutfilm al voor het eerst voor de camera. Aan beide films ligt een diepe, complexe familiegeschiedenis ten grondslag. 

In 2012, net afgestudeerd aan de filmschool INSAS, zoekt Portier haar broer op die net uit de gevangenis komt, met het voorstel om samen een film te maken. Portier leidt een ander leven dan Arnaud. Zij volgde een kunstopleiding, wat haar in een artistiek sociaal milieu deed belanden, terwijl haar broer een ander maatschappelijk traject heeft afgelegd; hij is verloren en op zoek naar een nieuw onderkomen. In een interview op Sabzian geeft Portier aan dat Soy libre de bedoeling heeft om voor Arnaud “een kader of een beweging” te creëren. Ze beschouwt haar film als een manier om haar broer te “wreken”, hem de mogelijkheid te geven een plek in de wereld op te eisen, ongeacht zijn sociale achtergrond. Het vertaalde “ik ben vrij” uit de titel is dus ook een “ik ben hier” – een zoektocht naar zelfbevestiging. “Misschien dat het weergeven van zijn leven hem de moed gaf om tot iets anders te komen. Enfin, ik ben er zeker van. Ik geloof dat dat het enige is waar de film over gaat: jezelf opnieuw kunnen uitvinden,” zegt Portier nog. De film is in die zin een ruimte die broer en zus delen: Arnaud maakt ook zelf beelden als hij in het buitenland is en stuurt ze op naar zijn zus. De uitwisseling die zo ontstaat geeft zijn zoektocht meer gestalte. Arnaud filmt zichzelf op allerlei plekken, soms in precaire situaties: een strand, een betoging, ’s nachts slapend op een bank in een park. Zijn beelden zijn een teken van leven, zowel voor zijn zus als voor zichzelf. “Om zijn hoofd niet te verliezen” moet hij de wereld aanraken en veranderen. Hij moet voelen dat hij er is. Hij steelt en vernielt, leeft in een wereld zonder restricties en documenteert alles. Ten slotte maakt hij ook tekeningen, die in de film een andere verbeelding tonen van zijn innerlijke wereld. 

Broer en zus staan in de film niet alleen tegenover elkaar als familieleden, maar ook als filmer en gefilmde. De vraag naar de verantwoordelijkheid van een grote zus voor haar kleine broer weerspiegelt zich in de spanning tussen de documentairemaakster en haar onderwerp. Portier botst in Soy libre tegen de grenzen van het documentaireportret. Arnaud vatten in een eenduidig en volledig beeld blijkt in de loop van de film ijdele hoop. Als documentair “subject” onttrekt Arnaud zich voortdurend aan elke definitieve representatie. Arnaud beweegt zich voortdurend binnen en buiten beeld en speelt soms filmisch verstoppertje met zijn zus. Naar het einde toe wordt zij steeds meer een buitenstaander in zijn wereld. “Ruïneer ik je leven door je te filmen?” vraagt ze op een gegeven moment. Arnaud laat zich letterlijk uit het beeld wegzakken; de camera verstoort zijn relatie tot zijn nieuwe leefomgeving en het filmkader is niet langer welkom. 

Portier doet geen moeite om de kunstmatigheid van haar film te verhullen: het spel is door hen beiden opgezet. “Ik denk dat ik in de film het woord ‘oprecht’ gebruik. Het ‘echte’ kan me weinig schelen, zeker als het om cinema gaat. De film is de plaats waar we elkaar ontmoeten, een gemeenschappelijke ruimte en een middel om onszelf te overstijgen, voorbij onze eigen reflectie op de wereld en onze eigen conditie.” Aan het begin van Soy libre raast Arnaud in een over-the-shoulder shot met hoge snelheid op zijn scooter over de weg, met zijn zus achterop. Door de snelheid wordt zij hoorbaar op de proef gesteld. Ze moet haar broer blijven filmen, de camera gericht houden, het beeld scherp stellen. De scène geeft goed aan wat er in Soy libre op het spel staat. Net zoals Arnaud zich door de fysieke ruimte beweegt, beweegt hij ook door de ruimte van het filmkader, waarbij hij zichzelf steeds opnieuw uitvindt en de manier waarop hij in beeld komt naar zijn hand zet. Het is niet de wens van Portier om Arnaud te begrijpen. Begrip is immers opnieuw een opgelegd kader. “Voor mij moet het lichaam reageren vóór de geest: als mijn lichaam het begrepen heeft, zal de rest wel volgen.” Soy libre is een uitnodiging om met Arnaud mee te bewegen in zijn zoektocht naar vrijheid, en met de poging van een zus om die te volgen.

 

Tillo Huygelen

Filmmaker
Redacteur en artistiek medewerker Sabzian

In samenwerking met: Le Mois du Doc

Ontdek uitdagende, spraakmakende en verrassende auteursfilms van eigen bodem op het grote scherm. Avila, present! biedt een divers programma aan van eigenzinnige Belgische cinema. Ieder seizoen, vier keer per jaar, doorkruist Avila het land met een klassieke of hedendaagse film die buiten de lijntjes kleurt en waarover nog lang kan worden nagepraat.

Vertoningsdata

Deelnemende vertoners

Met de steun van