In de nauwe straatjes van de Marollen wemelt het van de kinderen. Hun toevluchtsoord, hun geheime plek en speelparadijs, is een braakliggend stuk grond met afval en enkele schamele struiken. Op zekere dag verschijnen er enkele mannen, met hoed of met werkmansbroek, die grote kaarten ontvouwen. De kinderen hebben een slecht voorgevoel... En inderdaad, binnen de kortste keren wordt het stuk grond afgebakend en belaagd door machines. Enkele aanpalende huizen worden gesloopt. De klophamer brengt de hele buurt aan het daveren en bakstenen muren worden opgetrokken. De kinderen, die de straat opgejaagd worden, zijn verbouwereerd. Hun verstomming slaat al snel om in revolte: ze stellen een leider aan, maken katapulten met de bretellen van hun ouders en verklaren de oorlog aan de ondernemers en de architecten...
Deze op zijn minst bizarre veldslag leidt ons binnen in het universum van de kinderen. De film vertolkt hun standpunt. Zo krijgen we zicht op hun mentaliteit, levensomstandigheden, reacties en hun relatie met de volwassenen. Van de jongste acteur (2,5 jaar) tot de oudste (14 jaar), allemaal improviseren ze hun rol met verve!
“Hij wou films maken terwijl hij zich onder de mensen bevond, op straat, en met de mensen van de straat. Het leven tonen “in een arme wijk die in niets verschilt van de andere arme wijken in de wereld.” In zijn kelder richt hij een labo in, en gedurende twee jaar kuiert hij door de straten van de Marollen (1954-1956). Zo verwerft hij de sympathie van de bewoners, en maakt hij kennis met een groep kinderen die zijn acteurs zouden worden.”
Cinema Nova
“Door de keuze voor de Marollen als ankerpunt en de bewoners als acteurs, maakte Jean Harlez “een film in een volksbuurt, die zich evengoed ergens anders kon situeren, Molenbeek, Anderlecht, Luik, de Borinage of Charleroi.” Het is geen zwaar op de hand liggende auteursfilm, noch een folkloristische schets van de Marollen. Het is een uitzonderlijk kleinood dat kinderfratsen vermengt met de bittere ervaring met de volwassenenwereld, met bovendien een enorme archiefwaarde... De rebelse opstandigheid van de jonge belhamels en de indrukwekkende beelden van een verloren stukje Brussel zal menigeen weten te bekoren!”
Cinema Nova
Le chantier des gosses
Introductietekst door Ruben Demasure
Met Le chantier des gosses (1970) verwezenlijkte autodidact Jean Harlez (1924) zijn grote droom om een langspeelfilm te maken in de Brusselse Marollenwijk. Met kinderen uit de buurt en een zelfgebouwde camera improviseerde Harlez er het verhaal van een stel straatjongens die hun stuk braakliggend speelterrein verdedigen tegen de landmeters en ondernemers die er een sociale woontoren komen neerpoten. Hoe deze film tot stand kwam, leest als een even spectaculaire als schrijnende strijd.
Overzichten van de Belgische filmgeschiedenis situeren Jean Harlez veelal binnen een traditie van eigengereide “zondagsfilmers” met meer passie dan middelen. Harlez begon in 1954 op eigen houtje aan zijn film. Gestuwd door een sociaalkritisch engagement richtte hij de blik op het alledaagse leven van de arbeidersklasse. Zonder gekunstelde plots of studio-opnames filmde Harlez met lokale amateurs in hun eigen leefmilieu. Toen landmeters op een draaidag de lap grond echt kwamen opmeten, werden zij gewoon onderdeel van het verhaal.
Toch duurde het nog tot 1970 vooraleer de laatste, broodnodige middelen gevonden werden om het geluid van de film af te werken. “België pakte liever uit met haar bezoekers van de Expo en het was niet opportuun om de keerzijde van de medaille te laten zien,” zo verklaarde Marcelle Dumont, Harlezs vrouw en dialoogschrijfster, tijdens haar toespraak op de galavoorstelling van de film in het Congrespaleis. De film toonde midden de jaren vijftig een buurt in onze hoofdstad waar bewoners het moeten stellen zonder elektriciteit of toilet en met enkel een gemeenschappelijke waterpomp in de straat.
Na de première kreeg de film geen kans in de cinema. Na een vertoning op tv het jaar nadien stopte het verhaal. Of zo zag het er toch naar uit. Tot een medewerker van de Brusselse stadsbioscoop Cinéma Nova vele jaren later Jean Harlez per toeval ontmoette en de bal opnieuw aan het rollen ging. Nova schonk Le chantier des gosses in 2014 met groot succes zijn eerste commerciële release. De film liep er bijna twee maanden in de zaal. Bij de lancering van distributieplatform Avila, vijf jaar geleden, werd de film beschikbaar via video-on-demand. Nu Jean Harlez honderd jaar is geworden, brengen zij de film opnieuw in de zalen.
Harlez was behalve van de locatie op voorhand maar van één ding zeker: dat hij met de kinderen wou filmen omwille van hun oprechtheid. De open vlakte waar zij speelden, was het recente resultaat van de Tweede Wereldoorlog. De wonde in de wijk werd geslagen door een V1-bom die op 8 november 1944 (na de Bevrijding) het Justitiepaleis als doel had. De inslag deed de gewelven van Theater Toone instorten. De volkse poppentheaterdynastie Toone is precies zo oud als België en komt voort uit de traditie van satirische marionettenspelen tegen de machthebbers. Harlez maakte van deze ground zero opnieuw het schalkse toneel van een strijd tegen projectontwikkelaars die de touwtjes stevig in handen hebben.
Kinderen zijn een ideale representatie van de stemlozen. In een wereld van volwassenen bewaren zij een verwonderde blik. Le chantier des gosses opent met aftastende overzichtsbeelden van de voor- en achterzijde van het Justitiepaleis, toen nog niet de eeuwige werf van de laatste veertig jaar. Aan de balustrade met uitzicht op de Marollenwijk stappen een jongen en meisje het beeldkader binnen. De toeschouwer kijkt vanaf dan mee met de kinderen. Door hun ogen neemt de kijker het panoramische perspectief over dat de Expo ’58-toeristen een paar jaar later op precies dezelfde plek zouden innemen. Tegelijk houdt het een verzet in tegen het geometrische en rationele vizier van de landmeters en de onderwijzer die hen in het klaslokaal volumes leert berekenen. Voor de kinderen is de straat de natuurlijke leerschool. Onder de justitiemastodont die boven de stad uittorent ervaren zij zelf een onrecht en nemen het heft in eigen handen. Vanachter dezelfde balustrade plassen de jongens op twee agenten beneden en treiteren ze als Quick en Flupkes de gezagsdragers. Aan het einde van de film keert het openingsbeeld met het overschouwende jonge koppeltje een laatste keer terug. Alleen wordt er nu niet meer over de balustrade gekeken. In de plaats komt een kikvorsperspectief op de nieuwe woontoren die bijna het hele beeldkader blindeert en afsluit. Het prille paartje gaat zijn eigen weg.
Deze tekst is een herwerking van een tekst die in 2021 verscheen op Sabzian. De volledige, lange versie van de tekst is online toegankelijk op Sabzian.
Ruben Demasure
Coördinator Art Cinema OFFoff en onderwijsassistent Filmwetenschap UAntwerpen
Le chantier des gosses
Introductietekst door Ruben Demasure
Met Le chantier des gosses (1970) verwezenlijkte autodidact Jean Harlez (1924) zijn grote droom om een langspeelfilm te maken in de Brusselse Marollenwijk. Met kinderen uit de buurt en een zelfgebouwde camera improviseerde Harlez er het verhaal van een stel straatjongens die hun stuk braakliggend speelterrein verdedigen tegen de landmeters en ondernemers die er een sociale woontoren komen neerpoten. Hoe deze film tot stand kwam, leest als een even spectaculaire als schrijnende strijd.
Overzichten van de Belgische filmgeschiedenis situeren Jean Harlez veelal binnen een traditie van eigengereide “zondagsfilmers” met meer passie dan middelen. Harlez begon in 1954 op eigen houtje aan zijn film. Gestuwd door een sociaalkritisch engagement richtte hij de blik op het alledaagse leven van de arbeidersklasse. Zonder gekunstelde plots of studio-opnames filmde Harlez met lokale amateurs in hun eigen leefmilieu. Toen landmeters op een draaidag de lap grond echt kwamen opmeten, werden zij gewoon onderdeel van het verhaal.
Toch duurde het nog tot 1970 vooraleer de laatste, broodnodige middelen gevonden werden om het geluid van de film af te werken. “België pakte liever uit met haar bezoekers van de Expo en het was niet opportuun om de keerzijde van de medaille te laten zien,” zo verklaarde Marcelle Dumont, Harlezs vrouw en dialoogschrijfster, tijdens haar toespraak op de galavoorstelling van de film in het Congrespaleis. De film toonde midden de jaren vijftig een buurt in onze hoofdstad waar bewoners het moeten stellen zonder elektriciteit of toilet en met enkel een gemeenschappelijke waterpomp in de straat.
Na de première kreeg de film geen kans in de cinema. Na een vertoning op tv het jaar nadien stopte het verhaal. Of zo zag het er toch naar uit. Tot een medewerker van de Brusselse stadsbioscoop Cinéma Nova vele jaren later Jean Harlez per toeval ontmoette en de bal opnieuw aan het rollen ging. Nova schonk Le chantier des gosses in 2014 met groot succes zijn eerste commerciële release. De film liep er bijna twee maanden in de zaal. Bij de lancering van distributieplatform Avila, vijf jaar geleden, werd de film beschikbaar via video-on-demand. Nu Jean Harlez honderd jaar is geworden, brengen zij de film opnieuw in de zalen.
Harlez was behalve van de locatie op voorhand maar van één ding zeker: dat hij met de kinderen wou filmen omwille van hun oprechtheid. De open vlakte waar zij speelden, was het recente resultaat van de Tweede Wereldoorlog. De wonde in de wijk werd geslagen door een V1-bom die op 8 november 1944 (na de Bevrijding) het Justitiepaleis als doel had. De inslag deed de gewelven van Theater Toone instorten. De volkse poppentheaterdynastie Toone is precies zo oud als België en komt voort uit de traditie van satirische marionettenspelen tegen de machthebbers. Harlez maakte van deze ground zero opnieuw het schalkse toneel van een strijd tegen projectontwikkelaars die de touwtjes stevig in handen hebben.
Kinderen zijn een ideale representatie van de stemlozen. In een wereld van volwassenen bewaren zij een verwonderde blik. Le chantier des gosses opent met aftastende overzichtsbeelden van de voor- en achterzijde van het Justitiepaleis, toen nog niet de eeuwige werf van de laatste veertig jaar. Aan de balustrade met uitzicht op de Marollenwijk stappen een jongen en meisje het beeldkader binnen. De toeschouwer kijkt vanaf dan mee met de kinderen. Door hun ogen neemt de kijker het panoramische perspectief over dat de Expo ’58-toeristen een paar jaar later op precies dezelfde plek zouden innemen. Tegelijk houdt het een verzet in tegen het geometrische en rationele vizier van de landmeters en de onderwijzer die hen in het klaslokaal volumes leert berekenen. Voor de kinderen is de straat de natuurlijke leerschool. Onder de justitiemastodont die boven de stad uittorent ervaren zij zelf een onrecht en nemen het heft in eigen handen. Vanachter dezelfde balustrade plassen de jongens op twee agenten beneden en treiteren ze als Quick en Flupkes de gezagsdragers. Aan het einde van de film keert het openingsbeeld met het overschouwende jonge koppeltje een laatste keer terug. Alleen wordt er nu niet meer over de balustrade gekeken. In de plaats komt een kikvorsperspectief op de nieuwe woontoren die bijna het hele beeldkader blindeert en afsluit. Het prille paartje gaat zijn eigen weg.
Deze tekst is een herwerking van een tekst die in 2021 verscheen op Sabzian. De volledige, lange versie van de tekst is online toegankelijk op Sabzian.
Ruben Demasure
Coördinator Art Cinema OFFoff en onderwijsassistent Filmwetenschap UAntwerpen