Een zomerse onweersnacht in Brussel. Tot aan het ochtendgloren, in de vochtige warmte, beleven mannen en vrouwen de liefde, dromen ervan of vinden haar op hun pad. De tijd lijkt stilgezet door het verlangen. Er staat iets te gebeuren, onontkoombaar. Zo vormt Akerman een soort ballet, een legpuzzel van dansers die elkaar steeds weer kruisen, met fragmenten van gesprekken tussen geliefden als stukjes uit een roman. Een tiental paren begint, beëindigt of vervolgt een liefdesverhaal dat we lezen uit eenvoudige maar krachtige signalen, zoals in de chansons van Piaf. De film neemt ons mee in taxi’s, stations en hotelkamers: de telefoontjes, de haastig gepakte koffers, de gekreukte lakens, de partners die wat rond elkaar draaien en dan weer vertrekken… Er hangt een “coup de foudre” in de lucht, maar de donder drijft de koppels weer uiteen; de waarheid slaat in als een revolverschot.
“De film, een snijpunt tussen fotoroman en avant-garde, vertoont de typische stijlkenmerken van Akerman: vaste cameraopstelling, geometrische kadrering, lange scènes. De acteurs spelen hun rol correct maar toch net uit de toon: zij schijnen meer begaan met hun eigen waarheden dan met de werkelijkheid. Drie dansen geven het ritme van de film aan: de enige muzikale passages in een klankband die enkel uit geluiden en zeldzame dialogen bestaat. Akermans films behoren door hun syntaxis tot het modernisme (de scherpe overgangen, het uitrekken van de tijd, de vrijheid van de personages, de deconstructie van het verhaal), maar zijn tegelijkertijd gericht op de universele waarden van het romaneske.”
Jacqueline Aubenas

