Jan Decortes tweede speelfilm is een verfilming van het toneelstuk Hedda Gabler van de Noorse schrijver Henrik Ibsen. Decorte verplaatste de actie van Ibsens realistische toneelstuk uit 1890 naar 1950, achtentwintig jaar eerder dan het moment waarop de film werd gedraaid. Het verhaal begint wanneer Hedda thuiskomt van een te lange huwelijksreis met haar kersverse maar kleurloze echtgenoot Tesman. Ze is zwanger en zal het hof gemaakt worden door de schrijver Eljert Lövbor, een oude geliefde die op het punt staat door te breken met een buitengewone roman, waar hij naar eigen zeggen “zelf in zit”. Decortes cinema wordt getypeerd door filmische spaarzaamheid en een gededramatiseerde theatraliteit.
“Ibsen spint een fijnmazig web van verklaringen, herinneringen en intriges om haar heen, maar Decorte verweet Ibsen zijn ziekelijke drang tot intrige, schrapte enkele passages over het verleden van Hedda en vertikt het om haar gedrag te duiden. We zien haar praten, inwendig briesen, en uiteindelijk zwijgen. Enkel haar daden zijn onloochenbaar.”
Isolde Vanhee
“Het is een soort acrobatische afstand, die je hier in Hedda Gabler de adem doet inhouden van spanning (er wordt prachtig gespeeld!), tot ie in een lach bevrijd zou moeten worden. Er is een proestend navertellen van een wild-onwaarschijnlijk verhaal, een kolderieke imitatie van melodramatische conflicten, een travestie van de kritische ontraadseling, die deze heel trage, rustige tegenstroming meegeeft vol versnellingen en watervallen.”
Dirk Lauwaert